Kamer Acht

 

Nu ben ik hier en blijf ik hier

     Loes van Overeem

 

Hier kreeg de hel een aangezicht: modder, torens,

metalen rozen, de honger die aan mensen knaagde en

de dood die tussen alle lakens lag te slapen.

 

Je kwam, je zag en het was erger dan je had verwacht:

mensen, van een naam beroofd, tot een kampnummer

gestroopt, geen kans op medicijnen, voedsel, hoop.

 

Hoe iedereen hier aan het leven leed en jij – je bleef,

wist mannen voor transporten te behoeden, voedde

monden met het verval al op de tong, groef de zon,

 

die diep begraven lag in een naamloos massagraf,

een beetje op. De barakken, Kamer Acht waarin

je een kalender sleet, geen olielamp maar een

 

knijpkat in de nacht en dan het wrede, wrange leed

dat elke dag steeds dieper in je netvlies sneed –

je kon vertrekken, maar je bleef.

 

Weet dit

 

Zoek naar het woord dat in alle woordenboeken staat, in

vele monden woont en in kleine hoofden troont als een geloof.

 

Ga vastberaden straten op met vlaggen, vaandels,

idealen en de grote hoop om je gelijk te halen.

 

Noem het een zomernacht in halflang gras, twee lijven die

een liefde zwijgen, onder sterren die een leven samen spellen.

 

Vind het een brein dat alles denkt, een stem die

afweegt wat hij zegt, een sleutelwoord: respect.

 

Voel het wanneer je koffers pakt, in een taxi stapt, weet het

wanneer je languit op een zandstrand ligt en gul de zon aanbidt.

 

Strijd voor een naam waar niemand zich voor schaamt, een

lijf waarin je veilig bent, een huid die geen restricties kent.

 

Besef dat het veel meer is dan de letters, het gebroken wit van

een gedicht, weet dit: vrijheid is een taaie, trotse zin

 

die oneindig vaak begint –

 

mei 2021