VIII - Honden, blonde haren en troost

Gepubliceerd op 25 juli 2022 om 15:49

Na mijn loopje naar de Spaarndammerstraat – ik probeer de Spaarndammerstraat en de Westerstraat af te wisselen, anders wordt het een sleur – was het nog steeds ochtend. Ik was om negen uur wakker geworden, zonder tussenkomst van een wekker, en dat gebeurt zelden. Het plan was gevat om maar sigaretten bij de supermarkt te gaan halen, omdat het in de middag weer te warm zou worden om te bewegen. De agenda lachte me met gapend witte vlakken toe.

Op de terugweg boog ik af naar het Westerpark – ik had toch niets te doen en nu het Westerpark zo dichtbij was, moest ik er maar een keer doorheen lopen. Het was er rustig. Er werd gegroet, geslenterd en gekeken. De dag maakte vaart, maar daar was in het park niets van te merken. Op het gras lag een meisje op de schoot van een jongen. Ze las een boek, was te koud gekleed voor de temperatuur nu en te warm voor de temperatuur later en de jongen had zijn ogen dicht en kamde haar blonde haren uit, alsof hij op zoek was naar iets.

Ze leken gelukkig – het had iets filmisch, als in de laatste scéne van Notting Hill: dit was het einde van de film, de twee geliefden hadden elkaar gevonden, lagen in een park en de aftiteling zou spoedig volgen. Ik liep door, volgde een uur lang de paadjes en dacht onbenullige dingen, omdat dat soms ook moet.

Het was al een tijd geleden dat ik ook zo verliefd en opgeslokt in het universum van twee levens in een parkje had gelegen met iemand. Om me heen werd de een na de ander besmet met de liefde, gingen vrienden samenwonen, werd er zelfs getrouwd. Ik deed maar wat, ontmoette mensen van wie ik wist dat ik ze de volgende ochtend nooit meer zou zien, hechtte me aan de verkeerden.

Toen ik terugliep, lagen de jongen en het meisje er nog steeds, in precies dezelfde houding. Zij las nog steeds en hij streelde nog steeds door haar blonde haren. Het leek of de wereld om hen heen was weggevallen en ze zo dagen zouden kunnen blijven liggen. Vlak voordat ze uit mijn blikveld verdwenen, zoenden ze elkaar. Ik schuifelde door, tot het einde van het park. Een loslopende hond haalde me in en ik bukte om het beest te aaien. De hond vleide zich tegen me aan, keek met waterige, haast begripvolle ogen en gaf pootjes, alsof er iemand getroost moest worden.  

Reactie plaatsen

Reacties

Riekje Hoffman
2 jaar geleden

Mooi-filmisch-beschreven Twan. Ik zie het voor me.
Hechten is een moeilijk begrip, te veel of te weinig. Het is altijd wat. Een hond voelt ook emoties die niet benoemd worden. Ik wens je een fijne zomer toe om van te genieten.