Gymnasiumgedachten
We tooiden ons met valse trots, klopten elkaar
voortdurend op de borst, droegen de hoogmoed
als een halo om onze puisterige tronies.
Haantjes, hoeren, hoogbegaafden –
we laafden ons aan Seneca, Ovidius, Aristoteles
en slepen onze hersencellen als een vlindermes.
We hoestten vastberaden naamvalrijtjes op
en droomden van de voorgevormde vleugels
die we later ongetwijfeld zouden krijgen –
doorgefokte halfgoden die stralend aan
het afgeplakte firmament zouden verschijnen:
dat stond ons straks te wachten, dachten we.
Zelfs Icarus werd ons, idioten, nog bespaard.
Daar stonden we met onze grote en gesnoerde mond –
we bleven allen onverrichter zake aan de grond.
(Eerder verschenen in Deus Ex Machina)