I: Aftrap

 

Aan Twan, 5 juni 2021

 

Zo Twan, daar ben ik dan!

Om gehoor te geven aan je uitnodiging voor een briefuitwisseling. Een literaire briefuitwisseling, zo duidde jij, verwijzend naar de stappen die wij allebei  proberen te zetten op de lange weg van het schrijverschap. Mijn pion staat nu op het bord.

We zullen elkaar onze bespiegelingen over alle mogelijke zaken toevertrouwen en die bespreken. We hoeven daarbij niet kort en bondig te zijn, zoals de gangbare taaltrend nu gebiedt, maar mogen meanderen zoals het ons invalt. Buiten de trends om, schrijven wij elkaar en zien de ander als een uitnodigende overkant. Jij als begin twintiger, ik als vers gepensioneerde vrouw. Jij als man die in volle bloei wil komen, ik als herfstbloeier op weg naar de levenswinter. Allebei Nederlanders met ieder een eigensoortig rugzakje dat veel, soms benauwende, vragen oproept.

Ik had meteen na je uitnodiging willen beginnen! Al gauw viel me in hoe druk jij eigenlijk bent met alles wat je doet en onderneemt. Een logisch en gezond verschil tussen ons, maar o, wat haat ik het moeten wachten op antwoord. Ik hoop dus dat je ergens in je goed gevulde tijd wat plek wilt uitruimen voor dit heen en weer schrijven. Wat wit in je agenda wilt opnemen voor dit gesprek op afstand. Dan wordt het vast een mooi samenblog!

De dag na je bezoek sudderde ik nog wat na. Ef had de hele fles whisky ten prooi gelaten als digestief op onze tuintafel. Er was nog weinig van over na je vertrek. Maar ik zal je het vrijwel leegdrinken van die fles niet in de schoenen schuiven;  alle drie vierden we ons weerzien na dit koude corona-voorjaar uitbundig. Zo gelukkig omdat we elkaar buiten weer konden ontmoeten met het inzetten van de zomerwarmte. Ik deed nog een naslaapje die volgende dag, om de korte nacht te boven te komen.

Dagslaapjes doe ik meestal bij de tv. Op de een of andere manier heeft het iets geruststellends om te slapen terwijl de wereld doorbabbelt. Dat heb ik in mijn hele leven als moeilijke slaper of beter, nachtwaker, al zo ervaren. Een veilig wieggevoel misschien. Op een vreemde manier kroop daar ook de gedacht langs dat het heen en weer schrijven ook zoiets kan betekenen. Dat het een heel prettig idee is dat iemand met jouw verhaal bezig is, terwijl je zelf in de buurt bent, zonder dat er een direct gesprek nodig is.

Nu zit ik in grote thuisluxe te schrijven in ons pollenprieel. Bezig zijn zoals schrijvers graag doen, op een mooie plek, vrijgesteld van veel dagelijkse beslommeringen. Ef rommelt om mij heen met het planten van net aangekochte kruiden op zoek naar de beste plekjes in het tuintje. Dat versterkt het gevoel god in Frankrijk te zijn. Vandaag is een prachtige dag om even diep gelukkig te zijn.

Ook in jouw werk komt de vraag over waar je geluk kunt plukken vaak voor. Je betrapt die vraag in heel fraaie, soms uiterst spottende of juist schrijnende miniatuurtjes. Geluk is een verschijningsvorm van ultieme vrijheidsbeleving. Het laat zich nooit vangen, zelfs niet in een beschrijving. Toch meent vrijwel iedereen het te kennen, ook zonder er woorden voor te hebben. Geluk is niet aan een voorwaarde onderhevig, laat zich niet sturen. Je kunt er de tafel niet voor dekken, of je verliefdheid van richting voorzien. Het raakt je aan.

Wel weet ik dat je er meer van merkt als je al die kooiconstructies van voorwaarden laat vallen. Zoals ze in sommige geloven altijd een plaats extra dekken aan tafel, kun je voor die beleving wel ruimte maken. Dat je het mag voelen, ook als je geen idee hebt waar het vandaan komt, dat tijdloze moment. Ik weet dat wel, maar ben lang niet altijd lenig genoeg. Wel weet ik ook dat je bereid moet zijn het weer te laten verdampen, te laten gaan naar waar het wil. Je niet verlaten te voelen.

Laatst nog iemand tegen gekomen die zei dat het leven een eitje is?

 

***

 

Aan Lena, 7 juni 2021

Zo, daar ben ik dan ook!

Ik was verheugd om jouw brief in de digitale mailbox aan te treffen – toen ik bij Ef en jou was, wat enorm fijn was (en ik neem snel weer een fles whisky mee om het evenwicht niet te verstoren) opperde ik inderdaad dat idee. Het leek me heerlijk om iemand te schrijven, om een literaire verwantschap aan te gaan. Ik was enorm blij toen je zo enthousiast reageerde, en nog enthousiaster toen ik je brief las.

Nu, na ruim anderhalf jaar, vind ik het nog steeds een bijzonder gegeven dat we bevriend zijn geraakt. Ik kon vroeger altijd al goed met volwassenen opschieten, maar zo’n vriendschap met een gat van een paar decennia, dat had ik niet verwacht én niet durven dromen. Het is er toch van gekomen.

Ook heb je gelijk, zoals je vaak gelijk hebt: ik ben druk. Of eigenlijk: ik heb het gevoel dat ik druk ben. Vaak vallen de afspraken en verplichtingen wel mee, maar het leven komt vaak zo overweldigend hard binnen dat iedere afspraak voor mijn gevoel een hele dag overhoop gooit. Als je dat iedere dag hebt, en iedere dag is er wel een afspraak, lijkt het soms alsof het leven over je heen rent en niet stopt. De laatste tijd probeer ik meer wit in mijn agenda op te nemen en dat bevalt me goed.

Ik moet je bekennen dat het voor mij helaas geen prachtige dag is om diep gelukkig te zijn – vrees niet, het gaat niet slecht, maar de laatste tijd worstel ik met het plukken van het geluk. ‘Het geluk’, wat klinkt dat eigenlijk vreselijk. Het is amper te beschrijven en toch proberen we dat constant – dweilen met de kraan open, vechten tegen de bierkaai, om het zo maar even te zeggen. En toch doe ik niets liever dan geluk, en de schaduwkanten van het geluk, te vangen in een gedicht of in een column.

Je schreef: ‘het raakt je aan’ – zo is het. Het raakt je aan, onverwachts, haast ongemerkt, met benige vingers. Geluk is er natuurlijk in vele vormen, en ik mag, sterker nog: moet, zeker mijn zegeningen tellen, want ik heb veel goede vrienden, een eigen huis (nu moet ik meteen denken aan dat vreselijke lied van Rene Froger en Het Goede Doel), twee ouders die allebei nog leven en altijd voor me klaar staan, een kat, Madame Bovary, en nog veel, veel meer. Ik zou alleen mijn verliefdheid van een richting willen voorzien, zoals je zo mooi schreef. Het voelt bijna ondankbaar om, al deze geluksvormen in ogenschouw nemend, te klagen, maar ik kan me niet inhouden. Voor De Kwistige Reynaerde schreef ik een column met hetzelfde thema, waarin ik beschreef dat mijn gedachten de laatste tijd steeds afdwalen naar oude geliefdes – lang durfde ik daar niet over te schrijven, want het is al zo vaak gedaan en om je liefdesleven zo te etaleren, ik weet het niet, maar de laatste tijd houdt dat me bezig en ik heb me altijd voorgenomen om te schrijven over de dingen die me bezighouden. Het is vast een fase, zoals alles een fase is.

Laatst ontmoette ik een interessant en intrigerend persoon, per abuis. Zij zei niet dat het leven een eitje was, integendeel, maar zei wel dat dat het leven eigenlijk ‘nergens op slaat’, en daar sluit ik me bij aan. Het is een vreemd schouwspel, een verkeerd geprogrammeerde simulator, een film zonder einde. Dat is niet erg, maar soms wel lastig. Jij hebt het geluk gevonden met Ef, en vertelde laatst. Toen ik je ernaar vroeg, dat het ook hard werken is en dat niets vanzelf gaat. Ik verkeer nu in een fase waarin het ontmoeten vaak wel vanzelf gaat, maar dat harde werken en de dagen met iemand stapelen, dat moet ik nog uitvogelen. Relaties die schipbreuk leden nestelen zich in mijn brein als een vogel met grote vleugels, die bovenop de eieren met zegeningen gaat zitten. Misschien broedt de vogel binnenkort een ei uit, ik weet het niet.

Wat me wel veel vreugde brengt, is deze briefwisseling – ik heb nog geen idee waar het naar toe gaat, maar dat geeft niet. Stiekem vind ik dat wel fijn, prettig, ik word er zelfs een beetje gelukkig van. Hoe is het mogelijk!

A suivre!